Alle boeren
zouden in de lente
op het middelste veld
moeten samenkomen.



Hun benen tot enkels en kuiten
in plassen en slijk.

Hun zolen op de vaste grond

daaronder, die door de dwingende
vraag van het winkelaanbod werd dichtgereden met
tonnenzware machines.

.













In stilte.
Stel, dat ze zich op de eerste lentedag

verzamelen.









Vroeg.



Wat enkel te horen is:




een kuch,




het ritmisch ritselen van waterdichte
broeken en jassen bij het plaatsen van
doelbewuste boerenpassen,



het optrekken van een koude neus.


Stel: een veld vol boeren die turnoefeningen doen.



Een trage soort.



Syncroon bewegen op het land.



Een veld vol boeren in het ochtendlicht,



die spieren strekken en eren, die
reiken naar de grond en de hemel
en
elkaar.
die draaien naar het licht zoals een bloem dat doet,

die vanuit hun heupen de rug roteren,

de warmte opvangen en verwelkomen, ontspannen.




Stel: een boer die kan ontspannen.

Een boer zonder haast.



Een boer met de tijd om te eren wat die liefheeft.


De vacht van een beest,

de wakke warme grond,

de fundamenten van zijn erf,



en zichzelf.



Stel het je voor:
een boer met tijd.